VinoTip

De Amarone wijnen komen uit het gebied tussen Verona en het Gardameer, het herkomstgebied van de Valpolicella. Valpolicella is een gecontroleerd gebied (DOCG).

De wijn staat bekend om de wijze waarop deze bereid wordt. Dit is een vrij tijdsintensief proces wat deze wijnen ook meteen duurder maken dan de gemiddelde wijn. De druiven moeten namelijk van goede kwaliteit zijn, dus worden ze gepland op een helling en hand geplukt. Voor een Amarone worden drie soorten druiven gebruikt de Corvina, Rondinella en Molinara. De Corvina is het grootste deel in de wijn, daarna de Rondinella en het minste deel wordt ingenomen door de Molinara.

Na het selecteren van de druiven worden deze minimaal 4 maanden gedroogd  op stromatten in speciale ruimtes met voldoende luchtcirculatie. Deze methode heet officieel appassimento (het drogen van druiven) en tijdens dit proces raken ze ongeveer 25% van hun vocht kwijt. Dit zorgt ervoor dat er meer suikers achterblijven dan normaal waardoor de wijn langer bewaard kan worden en ook wat zoeter wordt. Mede door de gisting van de wijn worden de suikers omgezet in alcohol en wordt de wijn dus minder zoet.

Meerdere gistingen is ook meteen een belangrijk onderdeel hoe de Amarone is ontstaan. Het drogen van de druiven in dit gebied van Italië werd in het verleden namelijk alleen maar gedaan om erg zoete wijnen te maken genaamd Recioto wijn.  Deze wijn werd namelijk heel snel gedronken zelfs zo snel dat de gisting niet eens voltooid was. Hierdoor werden de suikers dus nog niet allemaal omgezet naar alcohol en was het bijna een druivensap. Maar de wijn was dus een keertje per ongeluk opnieuw gaan gisten waardoor er een droge wijn in plaats van een zoete ontstond. Deze droge versie bleek enorm geconcentreerd en rijk te zijn. Die droge en dus bittere smaak noem je Amaro in het Italiaans, vandaar de naam Amarone.